zaterdag 9 september 2017

Cavendish Avenue: de Londense woning van Paul McCartney

Toen The Beatles in april 1965 tot over hun oren in de opnames van het album en de film Help! zaten, liet Paul McCartney zijn oog vallen op een mooi vrijstaand huis in Noord-Londen. Het bevond zich in St. John's Wood, de chique wijk waar ook de EMI Studio's aan Abbey Road gevestigd waren. Sterker nog, het huis lag bijna om de hoek bij het studiocomplex. Lekker makkelijk, moet McCartney gedacht hebben. Lopend naar het werk. Lang heeft hij vast niet na hoeven denken over de aankoop van het huis. Dat het een goede keuze was, blijkt tot op de dag vandaag. Na ruim 52 jaar is de woning nog steeds de plek waar Paul verblijft als hij in Londen is. Een huis dat heel wat verhalen zou kunnen vertellen over wat er zich de afgelopen decennia heeft afgespeeld. Een huis met een verhaal. Kortom: welkom in 7 Cavendish Avenue!





Met Jane Asher van Wimpole Street naar Cavendish Avenue
Je zou het een prettige investering kunnen noemen. McCartney kocht zijn Londense stek in 1965 van dokter Desmond O'Neill voor een bedrag van 40.000 pond. Het was een chique regentenwoning uit het begin van de 19e eeuw. Woningen in St. John's Wood zijn tegenwoordig vele miljoenen waard. Op 13 april 1965 zette Paul zijn handtekening onder de koopakte. Er moest nog wel een beetje verbouwd worden voor hij er definitief in trok. Tot die tijd woonde hij bij de familie Asher in Wimpole Street, het gezin van zijn vriendin Jane. Daar had hij het overigens enorm naar zijn zin, maar de hordes met fans voor de deur maakten het leven van de Ashers er niet bepaald eenvoudiger op. Paul en Jane verhuisden in maart 1966 naar 7 Cavendish Avenue, nadat het huis gerenoveerd was en voorzien van een grote houten poort met intercomsysteem. Die poort hield de fans enigszins op afstand. 

7 Cavendish Avenue in de jaren '60, de houten poort is nog niet geïnstalleerd.
Inzetje: Paul met Jane in de woonkamer


Fluitend de hoek om 
McCartney koos er bewust voor in het gezellige Londen te blijven wonen. De plek waar alles gebeurde en die in artistiek opzicht in 1966 tot een kookpunt kwam. Paul kon volop genieten van het uitgaansleven, de galerieën, concerten en andere kunsthappenings die in de stad plaatsvonden. De bruisende metropool gaf hem inspiratie voor zijn liedjes. Ook was er genoeg te doen en te beleven als zijn vriendin Jane, die een bloeiende carrière als actrice had, weer eens lange tijd van huis was. Het leven van McCartney vormde midden jaren '60 een enorm contrast met dat van de andere drie Beatles. Zowel John, George als Ringo kocht een huis op het platteland, zo'n drie kwartier rijden van Londen. John en Ringo woonden in grote statige villa's, George aanvankelijk in een bescheiden bungalow, die hij uiteindelijk verruilde voor het landgoed Friar Park. De drie Beatles lieten zich dagelijks naar Londen rijden, of stapten zelf in de auto. McCartney kwam fluitend de hoek om lopen en was in een mum van tijd weer thuis.

Spelen met 'Martha my Dear'


Mick Jagger en Andy Warhol
Al snel gebruikten The Beatles de woning van Paul als plek om voorafgaand aan een opnamesessie, interview of afspraak met een fotograaf te verzamelen, bij te praten en te vergaderen. In de eerste jaren waren de bandleden er kind aan huis. Net als vele anderen uit de Londense kunst- en muziekscène overigens. Mick Jagger rookte er zijn eerste joint en Andy Warhol kwam ook eens op de thee.

Met John en Mick

Sterren kijken in de Dome
Op 28 juli 1968 beleefden The Beatles hun zogenaamde Mad Day Out. Ze gingen een dag lang op stap in Londen met fotograaf Don McCullin om honderden promotiefoto's te schieten. De dag eindigde met een kop thee en een finale fotosessie bij McCartney thuis. Op een bijzondere plek overigens: in de dome. Dit was een glazen koepel die Paul in zijn tuin had laten bouwen. Voor Paul was het een plek om naar de sterren te kijken, te mediteren en high te worden. Het bouwsel vormde een origineel decor voor een aantal ontspannen bandfoto's, waarop ook Pauls hond Martha (bezongen in Martha My Dear) te zien is. Tot op de dag van vandaag schijnt er een groot rond bed in de koepel te staan, dat ooit van Graucho Marx was en dat Paul cadeau kreeg van Alice Cooper. De vloer van de lichtkoepel kan met een druk op de knop omhoog en omlaag verplaatst worden.



28 juli 1968: in de Dome


Jane vertrok, John en Yoko logeerden er een tijdje
In de zomer van '68 ging het trouwens mis tussen Paul en Jane. De actrice kwam onverwacht vroeg thuis van één van haar vele reizen en trof Paul in bed aan. Hij was niet alleen. McCartney vond het leven zonder zijn verloofde maar saai en hield er de nodige contacten op na. Onder andere met Apple-secretaresse Francie Schwartz en fotomodel en actrice Maggy McGivern. Francie woonde zelfs korte tijd met McCartney in het huis en was er getuige van hoe John en Yoko in de periode juli/augustus ook enkele weken in de woning bivakkeerden, op zoek naar een plek om te wonen.







Een huishoudster die de kaken op elkaar hield
Ook Beatles-assistent Mal Evans vertoefde een periode in het huis, waarbij hij fungeerde als een soort conciërge voor de woning, nadat Paul het echtpaar dat zijn woning beheerde ontslagen had (omdat ze praatten met de pers). Het was, kortom, een komen en gaan van mensen aan Cavendish Avenue. In huishoudster Rose vond Paul een betrouwbare en stabiele factor. Iemand die haar kaken op elkaar kon houden. Toen Paul een relatie kreeg met Linda Eastman veranderde de Amerikaanse fotografe en dierenliefhebster de statige stadsvilla in een mum van tijd in een gezellig thuis, met een groeiend aantal dieren in de achtertuin. Je kunt je er iets bij voorstellen. 

Familietafereel in de keuken


Blackbird vanuit het open raam
De McCartneys hadden een haat-liefde verhouding met de vele fans die jarenlang voor de poorten van Cavendish Avenue bivakkeerden. Sommige meisjes wisten precies hoe ze het huis moesten binnendringen en liepen er rond wanneer er niemand thuis was. Vermoedelijk inspireerden dit soort incidenten Paul tot het schrijven van She Came In Through The Bathroom Window een nummer dat op het album Abbey Road terecht kwam. De fans namen kleine souvenirs mee, anderen waren brutaler en richtten hun jaloerse woede op Linda. De boerderij in Schotland en (later) het huis in Peasmarsh (Zuid-Oost Engeland) boden de McCartneys en hun gezin meer privacy. Toch werden de meisjes die bij de hekken van Cavendish Avenue soms onverwacht getrakteerd op leuke ontmoetingen met hun idool. Bijvoorbeeld toen Paul op een avond met zijn gitaar in het raamkozijn ging zitten en het pas gecomponeerde Blackbird voor hen zong.  Margo Stevens was er bij. Ze vertelde er over aan Beatlesbiograaf Philip Norman:

A few of us were there. We had the feeling something was going to happen. Paul didn't take the Mini inside the way he usually did - he parked it on the road and he and Linda walked right past us. They went inside and we stood there, watching different lights in the house go on and off.
In the end, the light went on in the Mad Room, at the top of the house, where he kept all his music stuff and his toys. Paul opened the window and called out to us, 'Are you still down there?' 'Yes,' we said. He must have been really happy that night. He sat on the window sill with his acoustic guitar and sang Blackbird to us as we stood down there in the dark.

John Lennon op de stenen trap bij de achterdeur
Tot op de dag van vandaag is de woning een dierbare plek voor Paul McCartney. Op zijn boerderij in Schotland schijnt hij bijna nooit meer te komen. Ik stel me voor dat Paul in Londen nog wel eens door zijn huis dwaalt. In gedachten hoort hij de stemmen van Linda en de kinderen in de keuken, staat hij met hond Martha en John, Ringo en George in de Dome, hangt hij met Mick Jagger op de bank in de voorkamer, zingt hij zijn fans toe vanuit het slaapkamerraam en... ziet hij John met een kop thee op het stoepje bij de achterdeur zitten.

Vlnr: Paul circa 1968, John 1967, Paul circa 2012 (?) op dezelfde plek bij het huis

2 opmerkingen:

  1. In augustus 1988 stond ik, 19 jaar oud, met mijn broer van 16 voor 7 Cavendish Avenue, een korte wandeling van Abbey Road, waar mijn broer natuurlijk een foto van mij op het zebrapad had geschoten. Aan de overkant van de straat stonden toen van die betonnen bloembakken langs de straat, waarschijnlijk bedoeld om het verkeer te vertragen. Daar op staand, kon ik precies over de muur kijken en Pauls voordeur zien. Mijn broers geduld raakte op (hij is geen Beatle fan) en net op het moment dat ik dacht "tja, als hij al thuis is gaat hij me echt niet voor een kop thee uitnodigen, dit is dom" ging de voordeur open. "Wacht even!" beet ik mijn broer toe. Het bleek de werkster te zijn die, toen ze de foyer aan het stofzuigen was, de voordeur opengooide voor frisse lucht. Ik kan in ieder geval zeggen dat ik Paul McCartney's stofzuiger heb gezien. Ik stelde me voor dat de werkster 'Rose' heette, dat leek me lekker Brits. Jaaaaren, later, toen ze overleed, bleek dat nog te kloppen ook. Toen ik eind 20 was woonde ik in een hoog huis. Als ik beneden het kleine voordeurportaal aan het stofzuigen was, gooide ik altijd de voordeur open, voor frisse lucht. Dan moest ik altijd aan Rose denken, die me dat had geleerd en die nog Rose heette ook.

    BeantwoordenVerwijderen