zaterdag 27 april 2019

In Spite Of All The Danger: hoe The Quarrymen hun eerste plaat opnamen

Percy Phillips was de 60 al ruim gepasseerd toen hij op een dag vijf jongens thuis over de vloer had. Drie gitaristen, een pianist en een drummer. Ruim twee jaar daarvoor, in 1955, was Phillips een kleine opnamestudio begonnen. In de woonkamer van zijn huis aan Kensington, een straat in het oostelijk deel van Liverpool, verkocht Phillips niet alleen grammofoonplaten. Op een goede dag installeerde hij een bandrecorder, een fonograaf, een mixer, drie microfoons en nog wat aanvullende apparatuur. Een badkuip in de kelder, waar een microfoon in hing, die in verbinding stond met de studio, fungeerde als echokamer. Phillips was een inventieve ondernemer en bovenal de trotse eigenaar van de eerste opnamestudio in Liverpool: een plek die een enorme aantrekkingskracht moet hebben gehad op de jonge John Lennon, Paul McCartney, George Harrison en hun muzikale vrienden Duff Lowe (piano) en Colin Hanton (drums).

George, John en Paul op 8 maart 1958.
Ergens in die periode zouden ze bij Percy Phillips in de studio staan.

Van fietsen en motoren naar accu's en platen
De schooljongens die zich, onder leiding van John Lennon, The Quarrymen (of: The Quarry Men) noemden en die destijds trouwens regelmatig van bezetting wisselden, hadden nog een leven voor zich. Ze waren 15, 16, 17 jaar oud. Percy Phillips daarentegen, liet al meer dan een half leven achter zich. Oorspronkelijk kwam hij uit Warrington, een plaats in Lancashire die zo'n beetje tussen Liverpool en Manchester ligt. Als veteraan uit de Eerste Wereldoorlog startte hij met de verkoop van fietsen en motoren. Uitendelijk stapte Percy over op het verhandelen en opladen van accu's. Na de Tweede Wereldoorlog werden steeds meer huizen in Engeland aangesloten op een vast elektriciteitsnet en liep de vraag naar accu's terug. Percy besloot zodoende een kleine platenzaak te starten, in de voorkamer van zijn huis. Ook verkocht hij radio's en platenspelers. Je kon er terecht voor country-, r&b- en bluesplaten, straight from America. 




Iedereen kwam naar Percy om een plaat te maken
Eigenlijk was de uitbreiding van een platen- en elektronicazaak naar die kleine opnamestudio een logische stap, hoewel Phillips er een behoorlijke investering voor moest doen. De studio was midden jaren '50 een noviteit voor Liverpool. Tegenwoordig hebebn we met onze smartphone altijd een memorecorder op zak. In die tijd kwam men op de fiets, met bus of tram naar Kensington nummer 38 om iets door Percy op te laten nemen. Het waren echt niet allemaal groepjes jongens die er van droomden om in de voetsporen van Buddy Holly en Elvis Presley te treden. Soms was het een familie, die een gesproken boodschap wilde opnemen voor een dierbaar familielid dat geëmigreerd was. Of men wilde iets vastleggen voor een zeeman die een lange reis ging maken. Dan weer stonden er kleine kinderen in de huiskamerstudio te zingen, terwijl Percy of zijn vrouw Hilda hen begeleidden. Op de piano of met een accordeon. Ik probeer me voor te stellen hoe het een komen en gaan was in de tussenwoning. Er was zelfs een kleine wachtruimte. Percy deed vast goede zaken.



John Lennon vroeg Colin Hanton om een sjaal over de snaredrum te leggen
De ondernemer kon dan ook van alles voor zijn klanten betekenen. Want wie een tape had waar een radioprogramma op stond, kon er bij Percy een plaat van laten maken. Met de fonograaf, die acetates kon beschrijven. Rechtstreeks op een plaat opnemen kon ook. Dat was wat The Quarrymen op die bewuste dag, eind 1957 of ergens in de loop van 1958 kwamen doen. Je zou verwachten dat we daar nog de precieze datum van kunnen terugvinden, maar die noteerde Phillips niet in zijn studiologboek. Veel bronnen verwijzen naar 12 juli 1958, maar zowel Colin Hanton als Duff Lowe herinnerde zich dat het erg koud was en dat de jongens een sjaal droegen die bewuste dag. John Lennon zou drummer Colin zelfs hebben gevraagd diens sjaal over de snare-drum te leggen om het geluid wat te dempen. Phillips had zelf trouwens ook zware dekens in de ruimte hangen. Dat was om het geluid van passerende trams, vrachtwagens en paarden wat tegen te houden. Maar goed, die sjaals en de kou kunnen verwijzen naar een eerdere opnamedatum, ergens in oktober/november 1957.

Percy Phillips (rechts) in zijn studio, omstreeks 1957,
samen met een acteur

Elvis met een vleugje Skiffle
Volgens Paul McCartney ging het allemaal erg snel. Het stel moest even wachten tot de studio vrij was en mocht toen plaatsnemen rond één microfoon die aan het plafond hing. Vooraf was er een hele korte oefensessie geweest in huize McCartney, rond de piano van vader Jim. Daarna moest het gebeuren. Twee liedjes zongen en speelden de jongens. Voor de a-kant van hun 78-toerenplaat hadden ze That'll Be The Day van held Buddy Holly gereserveerd. Binnen een half uur stond ook het tweede nummer op de plaat: In Spite Of All The Danger, een compositie die officieel wordt toegeschreven aan McCartney-Harrison, maar waaraan de laatste van de twee vooral de gitaarsolo bijdroeg. Het nummer, met een vleugje Elvis en een vleugje Skiffle, werd door de vijf jongens behoorlijk uitgesmeerd. Toen Phillips als opnameleider zag dat de naald bijna het einde van de acetate had bereikt, gebaarde hij dat The Quarrymen echt richting hun slotakkoord moesten. De tijd was om, de acetate op. Een sfeerbeeld van de gebeurtenissen werd, uiteraard geromantiseerd, geschetst in de film Nowhere Boy, waarvan ik deze [scène] vond:





The Quarrymen moesten vooraf betalen
Al voordat Phillips de opname gestart had, vroeg hij de vijf jongens met het verschuldigde bedrag over de brug te komen. Het was schrapen. Ieder betaalde 3 shillings en 6 pence en zodoende was de breekbare plaat gezamenlijk bezit. Afgesproken werd, dat de schijf gerouleerd zou worden. Eerst mocht John hem hebben. Hij ging er ongetwijfeld nog trots mee naar zijn moeder. Als de opnamedatum van 12 juli 1958 toch klopt, dan moet Julia de eerste plaat van haar zoon nog hebben kunnen horen, voor ze op 15 juli op Menlove Avenue verongelukte. Daarna ging de schijf naar Paul, George, en tenslotte naar Colin en Duff. De pianist wist zich te herinneren hoe de vijf die dag in de studio stonden te staren naar de zwarte acetate. Percy zou hem voor hen in een berschermhoes hebben geschoven. Van Parlophone. Een achteloze actie van profetische proporties. Bij Duff Lowe bleef de plaat uiteindelijk liggen. Jaar in, jaar uit. Lowe vergat het kostbare item en herontdekte het in 1981. Toen Paul McCartney hoorde dat zijn oude bandmaatje het schijfje via Sothebys had laten taxeren, pakte hij de telefoon. 

Colin en Duff in 2005 met een replica van de plaat
bij de onthulling van het gedenkschildje
op het pand van de opnamestudio


Een deal bij de plaatselijke bank
McCartney belde Lowes moeder in Liverpool en kwam via haar weer in contact met Duff, die inmiddels in Worcester woonde. Er volgden een aantal lange telefoongesprekken, waarbij volgens Lowe volop herinneringen werden gedeeld. Het was duidelijk dat Paul het unieke exemplaar van de 78-toerenplaat graag wilde kopen. De transactie vond plaats in een kantoortje van de plaatselijke Barclay's Bank. Duff moest het daarbij helaas doen met McCartney's zaakwaarnemers. Paul liet de zeer kwetsbare plaat direct op tape zetten, waarbij technici de geluidskwaliteit probeerden op te krikken. Van de opname werden zo'n 50 kopieën gemaakt (ik vermoed als 45 toeren-single) die Paul met Kerst cadeau deed aan een aantal familieleden en vrienden. Uiteindelijk kwamen That'll Be The Day en In Spite Of All The Danger terecht op Anthology I, de dubbelaar die verscheen ten tijde van het gelijknamige documentaireproject van The Beatles uit 1995. McCartney speelde In Spite regelmatig in 2005 tijdens zijn wereldtournee, waarschijnlijk uit nostalgische overwegingen, niet omdat het nu zo'n live-kraker was. Ook haalde hij herinneringen op in de Abbey Road Studio's:




Luister naar het verhaal van Percy's kleinzoon
Percy Phillips gebruikte zijn studio tot 1969, runde zijn platenzaak tot midden jaren '70 en overleed in 1984. Ik vond deze interessante site over Percy en zijn studio. De verhalen zijn talrijk. Wat er die dag met The Quarrymen gebeurde is door diverse mensen naverteld en onderzocht. Op details spreken de feiten elkaar soms wat tegen. Nam Phillips The Quarrymen toch niet eerst op tape op en vernietigde hij die band? Wat was nu de exacte prijs van de opname, die de vijf jongens moesten betalen? Niet alles werd gedocumenteerd en wie zijn herinneringen deelt, kan er soms wat naast zitten. Kleinzoon Peter vertelt trouwens in deze podcast levendig over zijn bijzondere opa (leuk luistervoer!) en draagt inmiddels zorg voor de archiefcollectie met acetates uit de studio. Daar zit die éne plaat niet in. Wat Duff Lowe er van van Paul McCartney voor ontving, maakte hij niet bekend. Naar verluidt sloeg hij McCartney's eerste bod van 5000 pond af. Geef hem eens ongelijk.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten