Posts tonen met het label Wallasey. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Wallasey. Alle posts tonen

zaterdag 12 januari 2019

Pat Moran: de allereerste Beatlesfan (of: hoe The Beatles hun flat aan Gambier Terrace uitgezet werden)

In de kantlijn van het grote verhaal van The Beatles, zijn vele kleine verhalen te vertellen over mensen die ook een rolletje hadden in het leven van de Fab Four. Hoe klein die rol vaak ook was, deze passanten leveren met hun herinneringen vaak een uniek inkijkje in een bepaalde periode van het bestaan van de band. Deze week schrijf ik graag wat over de aandoenlijk lieve Pat Moran. Haar naam zal niet veel bellen doen rinkelen, toch kan ze beschouwd worden als de allereerste Beatlesfan. En de allerliefste, als je het mij vraagt.


Mijn blik gleed omhoog langs de imposante gevel
Voor het verhaal richten we onze camera op Gambier Terrace, een straat in één van de oudste delen van Liverpool, gelegen tussen de Liverpool Cathedral en Sint Bride's Church, de Anglicaanse kerk in het Georgian Quarter. In het straatje, dat ook maar enkele blokken verwijderd is van wat nu Paul McCartney's Liverpool Institute of Performing Arts is, staat een enorm blok met 19e eeuwse herenhuizen. Begin november 2015 stond ik er, tijdens mijn bezoek aan Liverpool. Mijn blik gleed omhoog langs de imposante gevel, op zoek naar wat het raam van nummer 3 zou moeten zijn. Dit was de plek waar Stuart Sutcliffe in 1960 een kale flat bewoonde, samen met een aantal andere kunstacademiestudenten, waaronder de later bekend geworden kunstenaar Margaret Chapman.

Overzichtsfoto van het huizencomplex aan Gambier Terrace, Liverpool

Zonder toezicht van het thuisfront
In de loop van dat jaar werd het de 19-jarige John Lennon te benauwd bij Aunt Mimi aan het chique Menlove Avenue. Hij vroeg boezemvriend Stuart Sutcliffe of hij bij hem in mocht trekken in het schamele onderkomen, dat het midden hield tussen een studentenflat en een atelier. Na overleg met de overige bewoners stemde Stuart in. Ook Paul McCartney en George Harrison waren vaak in de flat te vinden. Even zonder toezicht van het thuisfront.

Paul McCartney, 1960,
gefotografeerd door broer Mike in zijn ouderlijk huis

Agressieve Ierse vader
Pat Moran wilde ook wel even weg van huis. Het 16-jarige meisje uit Wallasey (aan de overzijde van de Mersey) was op haar 9e haar moeder verloren en stond onder streng toezicht van haar agressieve Ierse vader. Op zaterdagavond mocht ze uit, bij de gratie gods, maar dan wel zonder make-up en mét een nette jurk. Een spijkerbroek was uit den boze. Als ze te laat thuis kwam, kreeg ze er van langs, of werd ze door haar vader niet meer binnen gelaten. Wat moet dit meisje hebben uitgekeken naar de zaterdagavonden, wanneer The Beatles vaak optraden in The Grosvenor Ballroom, bij haar om de hoek. Pat begon de jongens, die amper ouder waren dan zij, te volgen.

The Beatles in de Grosvenor Ballroom, Wallasey (de foto dateert van
februari 1961, iets later dan de gebeurtenissen die in deze blog
beschreven worden.)

Op zondagochtend op weg naar The Beatles
Pat raakte vooral verkikkerd op Paul McCartney en genoot van de manier waarop hij met John Lennon het publiek entertainde. Haar lievelingsnummers uit het repertoire van The Beatles waren Tutti Frutti, Long Tall Sally, Cathy's Clown en Whole Lotta Shakin' Going On. Uit haar gesprekjes met Paul begreep Pat dat de jongens vaak in de weekenden in de flat aan Gambier Terrace te vinden waren. Met nauwelijks geld voor een goede maaltijd, hield het allemaal niet over daar. De jonge Pat, die al een baantje had, besloot daarop de stoute schoenen aan te trekken. Op een aantal zondagochtenden nam ze, na haar kerkbezoek, de ferry over de Mersey, en stapte ze op Pier Head op de bus richting het Georgian Quarter. Met een mand vol lekkers beklom ze de trap van Gambier Terrace nummer 3, om haar idolen te verrassen.

Pat reisde een aantal zondagen van Wallasey naar Liverpool downtown


De Beatlesflat was een zwijnenstal
Op zaterdag deed ik er al boodschappen voor, vertelde Pat later. In haar mand voor The Beatles zaten eieren, kaas en broodjes. Samen met een paar vriendinnen arriveerde Pat rond het middaguur bij de flat. Tegen die tijd hadden The Beatles hun roes van de zaterdagavond uitgeslapen en was er tijd om te eten en te kletsen. De 16-jarige gevoelige, intelligente Ierse trof niet bepaald een orderlijk tafereel aan. De flat was, kort gezegd, een zwijnenstal. Volgens Pat was het meestal John die de deur open deed en Paul die de meisjes met een omhelzing begroette. Pat mocht Stuart ook graag. George maakte weinig contact, maar vroeg meestal wel even hoe Pat en haar vriendinnen het optreden van de voorgaande avond hadden gevonden. Bij gebrek aan voldoende meubilair moesten de meisjes op een bed zitten of wat tegen de muur blijven hangen.

George Harrison, 1960

Vijf Wees-Gegroetjes en vier Onze-Vaders
Na een tijdje keerden we weer huiswaarts, vertelde Pat, met een lege mand. Maar die lege mand was niet het enige dat het meisje mee naar huis nam. In haar vocabulaire waren hippe woorden als fab en gear geslopen. Iets dat haar vader tot razernij dreef. Dat kon toch nooit goed gaan? Zijn brave dochter die wekelijks afreisde naar een flat vol gevaarlijke jongens, die bovendien haar taalgebruik beïnvloedden? Pat vertelde later dat The Beatles zich altijd netjes richting haar gedragen hadden. Desalniettemin werd het meisje naar een priester gestuurd om te biecht te gaan. Met vijf Wees-Gegroetjes en vier Onze-Vaders kwam ze eenvoudig van haar zonden af. Regelmatig sprak Pat met Paul af, bijvoorbeeld voor een drankje in The Jacaranda, de pub van Allan Williams, die zich als eerste manager over de band zou ontfermen. Het was Pat die altijd de drankjes betaalde.




Briefjes van één pond naar Hamburg
Toen The Beatles naar Hamburg vertrokken, correspondeerden Pat en Paul regelmatig met elkaar. In de brieven vanuit Wallasey naar de Duitse havenstad schoof het lieve meisje regelmatig een briefje van één pond. Speciaal voor Paul. Het waren die brieven die Beatlesbiograaf Mark Lewisohn in de jaren negentig op het spoor van Pat Moran zetten. Ze bood haar correspondentie met Paul McCartney bij een veilinghuis aan. Daarmee kwamen de inmiddels historische documenten in het publieke domein terecht. Het lukte Lewisohn om Pat Moran nog te interviewen. In 2010 overleed ze, op 66-jarige leeftijd. Haar ontmoetingen met The Beatles en ooggetuigenverslag van de Beatlesflat aan Gambier Terrace 3 vormden weer een bouwsteentje voor dat grote verhaal over The Beatles dat Mark Lewisohn aan het schrijven is.

Beatlesbiograaf Mark Lewisohn kwam de
correspondentie tussen Pat en Paul op het spoor.

Door een bizar toeval zijn er interieurfoto's van de Beatlesflat
Naast dat ooggetuigenverslag van Moran, zijn er ook een paar zeer zeldzame foto's die ons vertellen hoe de flat er in die periode uitzag. Door een bizar toeval bezochten een journalist en fotograaf in juli 1960 de flat, omdat ze een artikel over zogenaamde Beatniks wilden maken. Beatniks, jongeren die in de voetsporen van de Beat Poets wilden leven. Ze waren een doorn in het oog van de gevestigde orde en dankbaar onderwerp voor een sensatiekrant. Een foto van hoe deze jongeren leefden zou uitermate illustratief zijn. Op het moment waarop geen van The Beatles aanwezig waren, schoot de fotograaf zijn plaatjes van de overige flatbewoners. Op 24 juli 1960 verscheen het artikel This Is The Beatnik Horror in de zondagse krant The People. De fotograaf had op elke plek in Engeland kunnen binnenstappen, maar koos stomtoevallig voor Gambier Terrace 3, downtown Liverpool.

Beatnik Horror: de bewuste foto's die het interieur tonen van de flat waar Stuart en John woonden
en Paul en George vaak verbleven, juli 1960.



Het meisje met de mand
De foto's hadden trouwens een vervelend effect. De verhuurder van het appartement kreeg de krant onder ogen en sommeerde hoofdhuurder Rod Murray zijn boeltje te pakken. Zo kwam het dat op 15 augustus 1960 alle zogenaame Beatniks, inclusief Stuart Sutcliffe en John Lennon op straat stonden. (Diezelfde week zouden The Beatles voor het eerst naar Hamburg afreizen.) Het blijft fantastisch dat die interieurfoto's er nog zijn! Ze brengen ons heel dicht bij het verhaal van de jonge Beatles, vlak voor hun Hamburg-periode. Maar....wat had ik graag een foto geplaatst van die sympathieke Pat Moran. Het lukte me niet om er eentje te vinden. Paul McCartney herinnert zich Pat nog levendig: het meisje met de mand vol eten. De eerste Beatlesfan. Wij zien haar wel voor ons. Ik vind het een prachtig verhaal.

zaterdag 15 december 2018

Hoe John Lennon en Paul McCartney de eerste fotosessie van The Beatles saboteerden

Hoe vaak zouden The Beatles tijdens hun bestaan als band voor de fotocamera's hebben gestaan? Dat moeten honderden, zo niet duizenden keren zijn geweest. Het hoorde erbij. Sessies voor albumcovers, tijdschriftartikelen of ter promotie van hun films...er werd wat afgeklikt. Eén keer moet de eerste keer geweest zijn, dacht ik deze week. En wanneer was dat dan? Op een zondagochtend in december 1961 in Liverpool. Een reconstructie.


De foto's van Kirchherr en Vollmer waren niet geschikt
Wat kunnen we onder een fotosessie verstaan? Al vroeg in hun bestaan, nog met drummer Pete Best in de gelederen, werden er de nodige foto's van The Beatles gemaakt. Met name in Hamburg, door hun vrienden Astrid Kirchherr en Jürgen Vollmer. De kunstenaars waren handig met de camera en de muzikanten uit Liverpool een dankbaar oefenobject. Ergens gingen deze officieuze sessies echter over in een officieel moment. Namelijk de dag waarop manager Brian Epstein zijn jongens vroeg om naar een studio met een geboekte fotograaf te komen. Dat moment was op zondag 17 december 1961.




Marrion en Epstein kenden elkaar
Albert Marrion (1899-1989) was niet de eerste de beste fotograaf in Liverpool. Tijdens de Tweede Wereldoorlog fungeerde hij als een soort stadsfotograaf en legde hij zijn gebombardeerde woonplaats aan de Mersey vast. Marrion had twee fotostudio's. Eentje aan Smithdown Place, bij de rotonde van Penny Lane en één aan de overzijde van de rivier, in Wallasey. Volgens een aantal bronnen op internet maakte Marrion foto's bij het huwelijk van Brians broer Clive. Zo zouden de Beatlesmanager en de fotograaf in contact zijn gekomen. Ik vraag me af of dit verhaal klopt, omdat ik (toch even checken) 14 september 1963 als trouwdatum vond voor Clive Epstein en Barbara Mattison. Mark Lewisohn legt deze relatie dan ook niet, maar meldt in zijn lijvige standaardwerk All These Years wel dat Marrion al eerder eens wat foto's van Brian zelf had gemaakt. De twee kenden elkaar dus en zodoende kreeg Marrion, die overigens wel degelijk huwelijksfotograaf was, de opdracht. 

Een advertentie van de fotograaf, waarin de adressen van zijn twee
studio's te zien zijn.

Er moest snel een goede bandfoto komen
Brian Epstein was begin december manager geworden van The Beatles en had behoefte aan een representatieve bandfoto. Eentje waarop de vier netjes poseerden en allemaal duidelijk in beeld stonden. De recente foto's uit Hamburg bevatten Stuart Sutcliffe, die de band inmiddels verlaten had, en Pete best was niet overal zichtbaar. Dus sommeerde Brian de The Beatles om zich op zondagochtend 17 december 1961 te melden op het adres 268, Wallasey Village in de gelijknamige plaats. En of ze hun instrumenten wilden meenemen. De bandleden baalden er vast van dat ze op zondagochtend de Mersey moesten oversteken en niet terecht konden in de fotostudio bij Penny Lane. Marrion, die wellicht ook niet zo veel trek had om op zondag te werken, koos de locatie die het dichtst bij zijn woonhuis in Birkenhead lag. Geef hem eens ongelijk.


Het pand van de fotostudio zoals het er nu uitziet: Bella Pizza


Marrion had geen zin om The Beatles te fotograferen. Zijn compagnon ook niet.
Het lijkt ook niet waarschijnlijk dat Albert Marrion er verder erg op zat te wachten om vier in het leer gehulde, smoezelige jongens voor zijn lens te treffen. Het zou niet lang meer duren voor Epstein zijn talenten in nette kostuums hees, maar zo ver was het nog niet. Brian vroeg Marrion de foto's toch te maken. Ze zien er misschien wat rommelig uit, maar het zijn aardige jongens, vertrouwde hij de fotograaf toe. Marrion had nog een ultieme poging gedaan zijn compagnon, Herbert Hughes, de foto's te laten maken, maar die wilde werkelijk niets met de beatgroep te maken hebben. Dus nam Marrion de camera zelf ter hand.




John Lennon haalde het bloed onder de nagels van de fotograaf vandaan
De al wat oudere, kalende fotograaf ergerde zich tijdens de sessie met name aan de brutale John Lennon, die hem plagend Curly bleef noemen. Marrion herinnerde zich hoe John en Paul onophoudelijk grappen maakten, waardoor het niet meeviel een aantal professionele foto's te schieten. George Harrison gedroeg zich netjes en Pete Best zei nagenoeg niets. Brian Epstein instrueerde de jongens om serieus in de lens te kijken. Paul McCartney vertelde jaren later in een interview dat John en hij het maar onzin vonden dat Marrion bleef klikken. Het onervaren stel ging er vanuit dat er gewoon één publiciteitsfoto gemaakt zou worden. Dan kon er tussendoor best een beetje gekeet worden. Marrion moet blij geweest zijn toen de sessie er op zat en hij terug kon naar Birkenhead om van zijn zondagsrust te genieten.




Marrion gooide dertien mislukte negatieven weg
Een paar dagen later zagen de fotograaf en de manager elkaar weer. Brian had er op aangedrongen dat Marrion het resultaat van de sessie snel zou afdrukken. De behoefte aan een goede foto was urgent. De fotograaf had dertig foto's geschoten en zeventien kiekjes als 'bruikbaar' gemarkeerd. De overige negatieven met gekkigheid gooide hij weg. Achteraf gaf hij toe dat dat geen handige zet geweest was, maar wat kon een fotograaf in december 1961, met een stel idioten voor zijn lens, nu werkelijk vermoeden?
Brian Epstein, 1961

Een meisje van 18 kreeg als eerste de foto te zien
Brian koos uiteindelijk één foto als De Publiciteitsfoto. Eén van de eerste personen die de officiële plaat te zien kreeg, was een 18-jarig meisje dat net als freelancer was begonnen te schrijven voor het Liverpool Weekly News en de Melody Maker. Ze ontving een brief van Epstein met de foto, een nog geïmporteerd exemplaar van de single My Bonnie (die tegen Kerst ook in Engeland zou verschijnen), geboortedata en contactgegevens van de vier Beatles én twee overgetypte artikelen uit Mersey Beat. In zijn brief schreef Epstein de jonge journaliste dat The Beatles zojuist de Mersey Beat Poll hadden gewonnen, waarbij ze Gerry and The Pacemakers, The Remo Four en Rory Storm and The Hurricanes nipt achter zich gelaten hadden (volgens mij bleek uit latere tellingen dat The Beatles helemaal niet gewonnen hadden. Daarover kun je alles lezen in het boekje dat Tom Egbers over Rory Storm schreef).



Stikken van het lachen
De bewuste foto verscheen op 4 januari 1962 op de cover van Mersey Beat. Fotograaf Albert Marrion drukte op 27 februari 1962, opnieuw op verzoek van Brian Epstein een zogenaamde Master Print van de foto af. Deze fungeerde als origineel voor de handtekeningenkaarten die Epstein wilde laten drukken. Op 14 maart bestelde hij 1000 stuks, waarvan er in de loop der jaren nog een aantal, gesigneerd en wel, opdoken. Wat zou Albert Marrion later gedacht hebben, toen hij naar de foto keek die wereldberoemd zou worden? Ik denk dat hij Lennon en McCartney nog steeds hoorde stikken van het lachen, terwijl hij voor de zoveelste keer afdrukte.